Een geklasseerd gebouw met een lange geschiedenis
Dit “Ostel” werd gekocht door een Binchois, Jehan du Quesne, kanunnik van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Cambrai, om er een college voor secundair onderwijs op te richten.
Meer dan één eeuw later, in 1727, werd de instelling toevertrouwd aan de augustijnen, een onderwijsgevende religieuze orde. Deze zorgde voor de reorganisatie van de school en de restauratie van de gebouwen.
Het hoofdgebouw werd in 1738 herbouwd. Het bestaat uit drie verdiepingen die aan weerskanten verbonden zijn door een trap in blauwe steen. In 1778 werd een vleugel aan het hoofdgebouw toegevoegd. In deze vleugel bevindt zich vandaag de hoofdingang van het Museum. Op de begane grond was er een kapel die later deel werd van de gymnastiekzaal van het atheneum van Binche en die tegenwoordig gebruikt wordt als auditorium en projectieruimte.
Het gebouw wordt in 1794 door de congregatie verlaten. Vanaf 1802 herbergde het de gemeenteschool en later, vanaf 1881, werd er de gemeentelijke middelbare jongensschool gehuisvest. In 1946 werd de onderwijsinstelling een koninklijk atheneum en vanaf 1956 werd dit atheneum geleidelijk overgebracht naar de rand van de stad.
Op 3 maart 1965, Aswoensdag, werd het gebouw door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen op de lijst van beschermd erfgoed opgenomen.
De gemeentelijke overheid van Binche besloot aan dit mooi architectonisch geheel een museale functie te geven en er het internationaal Museum van het Carnaval en het Masker op te richten.